Trots op Karel de Grote college
Als je in de pauze door de gangen van het Karel de Grote College loopt, zie je pubers druk met elkaar in gesprek. Ze zitten samen aan tafels of staan op het schoolplein. Een enkeling kijkt even op zijn of haar telefoon. Dit is allemaal het resultaat van het mobiele-telefoonbeleid van de school. We vroegen rector Wanda Kasbergen, de ins- en outs van dit beleid.
Vertel eens iets over jullie mobiele telefoonbeleid
“Sinds een jaar of 5 hebben we het nieuwe mobiele-telefoonbeleid ingevoerd. Dit houdt in dat we van leerlingen vragen hun mobiele telefoon tijdens schooltijd niet te gebruiken. De telefoon blijft in de tas, tenzij een docent anders beslist omdat het handig is voor de les.”
Wat was de aanleiding?
“Ruim 5 jaar geleden liep ik door de aula en ik schrok eigenlijk van wat ik zag. Rijtjes leerlingen zaten naast elkaar, allemaal voorovergebogen met hun gezichten op hun telefoon gericht. Docenten en ouders hadden ook moeite met het telefoongedrag van de kinderen. Eigenlijk baalde iedereen er van. Dat was voor mij het moment dat ik dacht: Ik ga aan de slag met een mobiel telefoonbeleid.“
Waarom vind je dit belangrijk?
“De pubertijd is juist de leeftijd waarop een jongere kan oefenen hoe je met andere mensen omgaat en hoe je contact maakt. Op school kunnen ze dat in een veilige setting oefenen. Maar als je daar alsmaar met je telefoon bezig bent, dan leer je dat niet. We groeien ook op in een generatie waarin kinderen geen pijn meer lijken te mogen hebben.”
“Ouders willen voorkomen dat kinderen moeilijke situaties krijgen. De nieuwe generatie gooit elk probleem op de app naar ouders, en verwacht dat er binnen no-time een oplossing is. Daardoor geef je kinderen niet meer de kans om zelf een oplossing te zoeken. Ze ontwikkelen minder oplossingstrategieën dan vroeger.”
Hoe ging het proces van idee tot invoering?
“Ik ben bij de MR begonnen met mijn idee. Ik heb vervolgens enquêtes onder ouders, leerlingen en leraren gehouden. Het merendeel van de ouders en docenten was akkoord, en 50% van de leerlingen. Na een aantal gesprekken met de leerlingenraad heb ik besloten het vanaf het nieuwe schooljaar door te voeren. Dat hebben we gelijk aan de ouders, leerlingen en docenten gecommuniceerd.”
Hoe handhaaf je dit beleid?
“We hebben 800 leerlingen. We hebben vanaf het begin gezegd: we gaan de mobiele telefoons niet van hen afpakken. We vragen gewoon vriendelijk of ze hem weg willen doen. En dat doen ze ook. Helemaal waterdicht is het nooit, maar het gaat om de cultuur in je school. Als je dit beleid gebruikt, gedoog je de paar die wel kijken, maar de hele cultuur is ontmoeting. En leerlingen spreken elkaar er nu ook op aan als ze hun telefoon veel gebruiken in de pauzes.
De grootste angst van schoolleiders is conflict tijdens de handhaving. In het begin is goede handhaving nodig want je moet wel geloofwaardig zijn. Maar dat kan ook op een rustige en vriendelijke manier. Daarnaast moet je het goed aankondigen.”
Waar ben je trots op?
“Door ons mobiele-telefoonbeleid is er nu in de pauzes ruimte voor onderling ontmoeten en het oefenen van sociale vaardigheden. Het sociale effect is groot, met name voor leerlingen die juist moeten leren om met anderen in de samenleving om te gaan. Pasgeleden kwamen hier twee leerlingen van een gymnasium een dagje meelopen. Deze leerlingen waren echt onder de indruk en drukten mij op het hart om nooit te stoppen met dit beleid.”
En wat vinden leerlingen, docenten en ouders ervan?
“In het begin was er wel gemopper van leerlingen, maar uiteindelijk wende het snel. En nu zijn ze er ook trots op. Omdat we hier bijzonder in zijn. En de docenten vinden het heerlijk! Voorheen zaten ook de docenten nog veel op hun telefoon in de personeelskamer. Nieuwe docenten beginnen daar nu nog mee, tot ze in de gaten hebben dat niemand dat doet. Het heeft een aanstekelijk effect. Ouders moesten ook wel wennen aan het idee, sommige ouders waren zelfs boos; ze wilden graag de hele dag in contact kunnen staan met hun kind.”
Heb je tips voor andere scholen die hiermee aan de slag willen?
“Denk er niet alleen aan, maar spreek je idee uit. Breng zo het bewustzijn en het gesprek op gang. Dat doe je met leerlingen, ouders en docenten. Daarna kun je een keuze maken, passend bij jouw kernwaarden, visie en missie van de school. En dan maak je daar beleid op. Iedereen moet erachter staan en het uitdragen, dat werkt het beste. En bedenk je: mocht het mislukken, hoe erg is dat dan?”